Combinatie genetica en gewasbescherming
Resistente en tolerante groenterassen onder glas worden in de toekomst alleen maar belangrijker, nu het middelenpakket zienderogen afneemt en aan de toelating van nieuwe middelen steeds hogere eisen worden gesteld. Ziekten en plagen voorkomen is het nieuwe credo. Maar correctiemiddelen blijven altijd nodig, is de overtuiging van BASF. “Wat we met resistenties en toleranties niet kunnen behappen, daar zullen we oplossingen voor moeten blijven vinden.”
Hoe kunnen genetica en gewasbescherming elkaar versterken? Een steeds relevantere vraag, gezien de discussies over plantgezondheid, waterkwaliteit en emissieloos telen. De politiek lijkt chemie helemaal te willen verbannen, maar is dat wel realistisch, ondanks alle innovaties in de wereldwijd geprezen glastuinbouw? We spreken hierover met Robert Swinkels, komkommerveredelaar bij Nunhems en Marjo Kruts, R&D manager bij BASF. Beiden zijn al meer dan twintig jaar actief voor BASF, dat in 2018 de overname van de groentezaden business van Nunhems afrondde. De multinational biedt een breed scala aan oplossingen voor de moderne teler. Kruts: “Het technisch team Agro NL beschikt over een zeer hoog kennisniveau op het gebied van fungiciden, insecticiden en herbiciden in alle in Nederland voorkomende teelten. Dat levert zowel voor de voorlichting als de praktijk een grote meerwaarde op.”
Resistenties belangrijker
Voor Swinkels zijn opbrengsten, kwaliteit en resistenties de belangrijkste veredelingsdoelen. “In de hogedraadteelt praten we dan over een topproductie van 350 stuks per m2/jaar of meer, afhankelijk van het belichtingsniveau. Verder gaat het om vruchtkwaliteit en arbeidsbehoefte. De arbeidscomponent is op dit moment erg belangrijk. Een ras dat minder onderhoud vraagt, daar zijn telers wel in geïnteresseerd. Denk aan planten die je minder hoeft te snoeien en die op termijn makkelijker te plukken zijn met een robot. Maar het is een combinatie van eigenschappen.”
Wat die resistenties betreft gaat het om komkommerbontvirus en echte meeldauw, er zijn steeds meer meeldauwresistentie rassen. “Gezien het afnemende middelenpakket is daar steeds meer behoefte aan, al is geen enkele resistentie compleet. Resistentie is geen immuniteit. Afhankelijk van de druk van buitenaf kun je toch symptomen krijgen of schimmel. Dat geldt ook voor mycosphaerella en botrytis. Omdat telers meer aandacht zijn gaan besteden aan energiebesparing telen ze vochtiger, onder LED-belichting en met meer schermuren. En omdat ze minder spuiten zien we andere ziekten weer opkomen, die voorheen met breed werkende middelen werden onderdrukt.”
Biologisch versus conventioneel
Het is alleen heel moeilijk om een breedwerkende molecuul te ontdekken die ook nog eens registreerbaar is, vervolgt Kruts. “Als het door de veiligheidseisen in Europa niet registreerbaar is, heeft het ook geen zin om eraan te beginnen. Dat wil overigens niet zeggen dat je ‘groene’ middelen makkelijker of sneller geregistreerd krijgt. In de regel kun je wel met iets minder proeven toe, als de resultaten allemaal hetzelfde resultaat tonen. Maar daar ligt vaak het probleem: met een biologisch product weet je vaak van tevoren - uitzonderingen daargelaten - dat je meer afhankelijk bent van de omstandigheden in de kas, in verhouding tot ‘conventionele’ producten. Dat betekent dat je aan de ontwikkeling ervan vaak een paar jaar vast moet koppelen. Bij een conventioneel product is 70 procent werking niet hoog, in de regel verwachten telers 90-95 procent. Bij een biologisch product kunnen resultaten wel eens tegenvallen als de omstandigheden niet optimaal zijn. Maar in combinatie met resistente rassen en met geïntegreerde bestrijding kan het wel voldoende zijn om resultaat te boeken en tegelijk aan de strenge retaileisen te voldoen.”
Gewasbescherming
blijft (nog) nodig
In de praktijk ziet BASF de vraag naar meeldauwresisten- te komkommerrassen en biologische middelen toenemen. Kruts: “Behalve naar echte meeldauw kijken we of onze middelen aanvullende effecten hebben op valse meeldauw of mycosphaerella. Omdat in komkommerrassen verschillende resistenties ingebouwd kunnen zijn, hebben wij ook een aantal biologische producten die goed in dat segment passen, aangezien deze producten een goede bijdrage kunnen leveren in combinatie met de hedendaagse rasbehoefte.” Bijvoorbeeld Serifel, een breed werkend biologisch (Bacillus) middel tegen schimmels. “Je hebt daar maar een halve kilo per hectare van nodig. Het middel is toegelaten in meer dan hon- derd teelten met een groot aantal toepassingen per jaar. Toevoeging van een uitvloeier optimaliseert de werking en voorkomt zichtbaar spuitresidu. Het geeft een hele goede werking
als je het gebruikt in combinatie met een meeldauwresistent ras. Je kunt met biologische middelen die van nature een iets lager werkingsniveau hebben dus wel degelijk het gewenste resultaat behalen.” Wat is hun grootste uitdaging voor de toekomst? Swinkels: “Opbrengstverhoging blijft sowieso belangrijk. Het middelenpakket wordt smaller. Daar moeten we op inspelen met meer resistenties en toleranties. De energiecrisis is achter de rug, maar blijft ook. LED-belichting is flink in opkomst, daar spelen we op in door te telen, veredelen en selecteren onder LED. En te zorgen voor nieuwe rassen die onder Het Nieuwe Telen goed blijven presteren. Onze grootste uitdaging in de veredeling is om alle goede eigenschappen in een ras bij elkaar te brengen. Resistenties zijn daarin een belangrijke, ook tegen virussen. Het blijft verder zoeken naar een optimum tussen resistenties en opbrengst.”
Kruts: “Zowel biologische als conventionele middelen blijven ontwikkelen, niet alleen gericht op belangrijke ziekten zoals meeldauw, maar ook op een aantal gunstige nevenwerkingen. Wat ook belangrijk voor ons is, is het aantal toepassingen op het label bij registratie, om toch het hele teeltseizoen te kunnen blijven afdekken. Als een teler twaalf bespuitingen nodig heeft, maar er zijn nog maar twee producten over die officieel elk maar drie keer ingezet mogen worden moet een teler kunnen uitwijken. We proberen daarom ook zoveel mogelijk biologische producten te ontwikkelen, als aanvulling op de conventionele aanpak. Maar die conventionele producten hebben we tot op heden hard nodig voor bepaalde nevenziektes en nevenplagen of als handrem wanneer de ziekte of plaag te hard van ons afloopt. Alles biologisch klinkt misschien mooi, maar ik denk dat een geïntegreerde aanpak de toekomst is. Wij hebben wel nuttige nematoden onder de merknaam Nemasys in het assortiment voor de bestrijding van trips en rupsen, maar leveren geen roofmijten, sluipwespen of andere nuttige insecten. Bij de ontwikkeling van onze middelen is het wel heel belangrijk dat ze ongevaarlijk zijn voor nuttige insecten. Daar wordt heel scherp naar gekeken bij de eerste screening.”
Meer weten of advies nodig?
www.agro.basf.nl