
Grote stap richting 'groene' kalanchoë
Het is een flinke sprong in het diepe. Met een kas van vier hectare kalanchoës in één keer overschakelen van chemische gewasbescherming naar biologische bestrijding. Potplantenbedrijf Vilosa doet de eerste ervaring op binnen het project 100% Groen Geteeld. Dat gaat met vallen en opstaan, maar ze staan er niet alleen voor. Adviseurs van Van Iperen en Koppert leren mee en delen hun kennis.
Tekst: Pieternel van Velden
Fotografie: Astrid Grootscholten
In de kas van Vilosa in ’s-Gravenzande vullen rijen rolcontainers met bloeiende kalanchoës de ruimte met kleur. Herman Vermeer, technisch specialist gewasbe- scherming bij Van Iperen, tilt een plant omhoog. Met een loep tuurt hij aandachtig naar het blad. “Daar zit toch een beetje luis op,” constateert hij. Samen met locatiemanager Leon van Rijn en voormalig eigenaar Fred van Luijk loopt hij tussen de tafels. Hun conclusie: waakzaamheid is geboden. “Luis ligt op de loer,” zegt Van Rijn, “en als je niet oplet, loopt het zó uit de hand.”
Duurzaamheid als speerpunt
Vilosa, met vestigingen in ’s-Gravenzande, Naaldwijk en Monster, is uitgegroeid tot een toonaangevende speler in de internationale markt voor kamerplanten. Dat heeft alles te maken met een combinatie van innovatie, duurzaamheid en passie voor groen. “Wij hebben duurzaamheid op één staan,” zegt Fred van Luijk. “We maken er een speerpunt van en dat dragen we ook uit. Gewasbescherming is daar onderdeel van.” Hij vertegenwoordigt de kalanchoë-telers in de landelijke gewascommissie en maakt deel uit van het aanjaagteam van het project 100% Groen Geteeld. Binnen dat project, dat in zowel de groente- als de sierteelt loopt, zoeken telers, adviseurs en toeleveranciers gezamenlijk naar methoden om over te schakelen van chemische gewasbescherming naar zoveel mogelijk biologisch telen. Van Iperen participeert, terwijl Florpartners de begeleiding verzorgt.
Tot voor kort gebruikte Vilosa bijna uitsluitend chemische bestrijding. “De belangrijkste plagen in kalanchoë zijn bladluizen en wortelluizen, daarnaast speelt de schimmelziekte meeldauw,” vertelt Van Rijn. “We konden die plagen goed onder controle houden met Batavia, een breedwerkend systemisch middel dat tegen beide luizen werkte. Voor meeldauw zetten we zwavelverdampers in. Daarmee hadden we de teelt goed in de hand.” Toch voelt het bedrijf de urgentie om te veranderen. De toelating van Batavia is vervallen en de opgebruiktermijn is tot eind oktober 2025. “Dat gebeurt nu met dit middel, maar we zien dat de inzet van chemie sowieso eindig is,” zegt Van Luijk. “We willen nieuwe methoden onder de knie krijgen, zodat we niet worden verrast.”

Een grote proef van 40.000 m²
De pilotgroep kalanchoë bestaat uit vier telers. Bij Vilosa vindt de grootste proef plaats, op maar liefst 40.000 vierkante meter. Een hele kas. “Als je hieraan begint moet je meer doen dan één kap en deze locatie leent zich er het beste voor,” legt Van Rijn uit. “Er staat maar één gewas en de inrichting is geschikt. Het is een grote sprong in het diepe, maar we gaan ervoor.” Elke twee weken lopen specialisten van Van Iperen en Koppert door het gewas. Vermeer: “Zwavel heeft een negatieve invloed op de biologie. Daarom zijn de verdampers uitgezet. Het wordt spannend, want in het najaar neemt de luchtvochtigheid toe en daarmee ook de kans op meeldauw.”
Nieuwe middelen en methoden
De teelt van kalanchoë duurt negen tot tien weken, exclusief drie weken lange dag en de rest korte dag. Nog voordat de eerste luizen opdoken, werden sluipwespen (Aphidius colemani en AphiScout) en galmuggen (Aphidoletes aphidimyza) uitgezet. “In dit gewas kun je geen stabiel evenwicht opbouwen,” legt Vermeer uit. “Daarom moet je steeds opnieuw introduceren.” In mei en juni volgden lieveheersbeestjes (Propylea) op plekken waar meer luizen zaten. “Echte opruimers,” glimlacht Van Rijn. “In een bakje zitten 250 beestjes, die losgelaten worden tussen de planten. Daarnaast maken we gebruik van brandnetelgier, wat de inzet van de biologische bestrijders lijkt te versterken.” Omdat de stekken uit Afrika komen, kan er een enkel luisje meeliften. Daarom gebruikt Vilosa bij de start van de teelt één keer het selectieve middel Teppeki, dat minder schadelijk is voor nuttige insecten. “Soms is een correctie nodig,” erkent Van Rijn.
Leren van mislukkingen
Het groeiseizoen leverde lessen op. In maart ging het na enkele weken mis: de luizenpopulatie groeide te snel en er moest tweemaal met Teppeki worden gespoten. “We hebben de proef twee weken stilgelegd en zijn daarna opnieuw gestart,” vertelt Van Rijn. “Toen ging het direct beter.” Ook werd er geëxperimenteerd met een andere sluipwespensoort (Aphidius matricariae). Van Luijk: “We zijn nog zoekende. Het gaat om ervaring opdoen, kijken wat werkt. Dat is pionieren.”
Scouten blijft de basis, benadrukt Vermeer. Minimaal eens per week wordt het gewas gecontroleerd. Bij verdachte plekken worden rode bordjes geplaatst. “Scouten, scouten, scouten,” benadrukt de technisch specialist van Van Iperen nogmaals. “Daar begint het mee.” Overal hangen vangplaten en de tellingen worden ingevoerd in de app PlantScout.

resultaten en vooruitblik
De balans na een half jaar is positief. “Uiteindelijk hebben we maar één keer gecorrigeerd,” zegt Van Luijk tevreden. “Dat is al een grote winst na deze eerste poging.” Het is gelukt om een half jaar lang grotendeels zonder pesticiden te werken. De blik gaat intussen vooruit. Vilosa zoekt samen met collega’s naar rassen die minder gevoelig zijn en methodes om weerbaar te telen. “Weerbaar telen is de toekomst,” zegt Van Luijk. “Dit is een grote stap, zeker in een gewas waar biologische bestrijding nog niet gebruikelijk is.” Omdat het nog experimenteel is dragen Van Iperen en Koppert financieel bij aan de proef. Dit jaar is de eerste stap gezet. Waarschijnlijk zullen door het weglaten van systemische middelen ook andere plagen een kans krijgen. De puzzel om tot een volledig geïntegreerde teelt te komen begin nog maar pas. Maar de telers kijken uit naar een toekomst waarin kalanchoë groen geteeld wordt, zonder afhankelijkheid van chemie.